Als u daar in overvloed leeft

Deuteronomium 6:10-19

Heel het boek Deuteronomium is gecomponeerd als een toespraak van Mozes vlak voor het volk het beloofde land binnentrekt. Mozes zelf zal daar niet bij zijn maar geeft een nog een aantal laatste raadgevingen mee voor het leven in het nieuwe land. In dit gedeelte wordt nog het meest uitdrukkelijk naar voren gewezen. De overvloed waarin het volk zal gaan leven heeft het niet aan zichzelf te danken. Het was een volk van slaven, gevlucht uit Egypte en in het land gekomen na een lange, zeer lange, tocht door de woestijn. Het is een waarschuwing die wij ons ook wel eens ter harte mogen nemen. Toen vlak na de Tweede Wereldoorlog ons land in puin lag is er hard gewerkt aan de wederopbouw. Bij die wederopbouw werd ook gezorgd voor de ouderen, voor de armen ook. Zo kwam de AOW tot stand, ook de sociale wetgeving als ziektewet en WAO en als sluitstuk de Bijstandswet, nu Wet Werk en Bijstand. Die zorg werd opgebracht door mensen die weinig te besteden hadden, die te maken hadden met bestedingsbeperking, die alles wat ze hadden en wat ze kregen investeerden in de samenleving. Daarna kwam de welvaart, die in de jaren 60 van de vorige eeuw op peil gehouden moest worden door zogenaamde gastarbeiders. En nu de welvaart en de rijkdom vernieuwd moet worden, nu het delen met anderen zo hier en daar in de wereld ook vrucht afwerpt, nu lijken we te vergeten dat we die rijkdom niet aan onszelf te danken hebben maar dat we die hebben gekregen van de generaties voor ons, generaties die met vallen en opstaan, met strijd soms, de Weg probeerden te volgen van Jezus van Nazareth en zich zijn oproep om de naaste lief te hebben als zichzelf eigen probeerden te maken. Het verhaal van de geschiedenis van onze rijkdom laat zich vertellen zoals Mozes hier het verhaal van het bereiken van het beloofde land vertelt. Centraal staat de oproep van Mozes om in dat nieuwe land niet de goden van omringende volken na te lopen. Bij ons heten het geen goden van omringende volken maar economische theorieën van de geleerden van de rijken. De goden van markteconomie, de goden van winst en profijt, de goden van goud en beloften. Waarom mogen banken en financiële instellingen niet van ons allemaal zijn? Waarom mag het geld dat we samen verdienen niet geïnvesteerd worden in onze eigen economie maar moet het gebruikt worden om schulden in andere landen mogelijk te maken? Dat we de rijkdom ook nog zouden moeten willen delen met de armsten in de wereld raakt bijna geheel achter de horizon van het hedendaagse herstelbeleid. We horen nog wel over de klimaatkrisis omdat we daar direct zelf last van hebben, maar de voedselcrisis in de wereld is geen letter in een krant of een minuut op tv meer waard. Juist in een land vol rijkdom en welvaart zou de God van Israël extra centraal moeten staan, daar waar gedeeld wordt met de armsten worden ook de vijanden verjaagd, ook in onze dagen. Daarom zullen we ook vandaag de waarschuwingen van Mozes ter harte moeten nemen.

Plaats een reactie