Hierbij zalf ik jou tot koning van Israël

2 Koningen 9:1-13

Mag je eigenlijk stoken tegen de wettige regering? Volgens vele zogenaamde gelovigen niet. God heeft immers Koningen en regeringen boven ons gesteld en daar moeten we het dan maar mee doen. De Bijbel heeft daar een ander verhaal over. Zelfs bij een democratie moet je soms tegen de regering in het geweer komen. In het boek Exodus staat dat je de meerderheid in het kwade niet mag volgen. In het verhaal dat we vandaag lezen stookt de profeet Elisa tegen de wettige koning van Israël. Hij was al eerder in botsing gekomen met die koning. De voorganger van Elisa, Elia, had een aantal keren heel hard gebotst met de stichter van het koningshuis, Achab. Die Achab had immers zijn vrouw Izebel toestemming gegeven om de afgodendienst uit haar thuisland ook in Israël in te voeren en daar dezelfde status te geven als de dienst aan de God van Israël. Telkens weer hadden Elia en Elisa verkondigd dat de God van Israël de enige God was en tevens de Heer van de wereld, de enige heer. Er was zelfs een profetenschool ontstaan die Elia en Elisa steunden in de dienst van de God van Israël. Eén van de profeten uit die school kreeg nu de opdracht om te gaan stoken tegen de Koning van Israël, Koning Joram. Die was in Jizreël om te herstellen van de wonden die hij had opgelopen in de strijd. De generaal en de soldaten waren nog op het slagveld in Rama, of Ramot, bij Gilead, een van de vrijsteden in Israël. In zo’n stad kon je niet worden gearresteerd maar dat was in Israël niet meer te vertrouwen want de profeet kreeg de opdracht zich direct uit de voeten te maken als hij klaar was. Hij moest de generaal Jehu tot koning zalven. Wel zo dat niemand het zou zien. Het was aan Jehu en aan zijn leger om de keuze  wel of niet te aanvaarden. Jehu aarzelt dan ook nog even, maar als hij de boodschap doorgeeft beslist zijn leger dat hij met recht gezalfd was en riep zijn leger hem tot koning uit. Natuurlijk gebeurde dat niet zomaar. Het recht en gerechtigheid waren ver te zoeken in Israël. De dienst aan de God van Israël en daarmee de zorg voor de armsten waren zwaar verwaarloosd. Zelfs de soldaten die oorlog hadden gevoerd en de slag hadden gewonnen kregen geen zorg of aandacht, de koning zorgde alleen voor zichzelf. Tegen een dergelijke koning, tegen een dergelijke regering mag je kennelijk niet alleen in opstand komen, uit het verhaal van vandaag klinkt dat je daartegen in opstand moet komen. Dat geld dus ook voor ons. Ook wij kunnen geen regering dulden die groepen in de samenleving tegen elkaar opzet, die de zwakken verwaarloost en de armen armer maakt, die hongerigen laat verhongerigen en gevangenen zonder recht laat, die oorlog steunt en vrede verstoord. Tegen een dergelijke regering moeten ook wij in opstand komen, zelfs als die regering zogenaamd democratisch gekozen is.

Plaats een reactie