Zoon van de vertroosting

Handelingen 4:32-5:11

Dat was een mooie bijnaam die Josef kreeg. Hij was zelf een Tempelbediende, een leviet, en kwam uit Cyprus. Uiteindelijk waren de Joden over heel het Romeinse Rijk verspreid geraakt. Deze Josef had nog een akker. Het hebben van een akker was een belangrijke zaak in Israel. Toen heel veel eeuwen eerder het land werd veroverd had Jozua het land verdeeld onder de families. Van die akkers zou je moeten kunnen leven. Als dat niet meer kon zou je je akker te gelde kunnen maken en zelf voor loon of voor voedsel gaan werken, slaaf worden dus, maar na 50 jaar zou de familie de akker weer terugkrijgen en opnieuw kunnen beginnen. Het was het soort ideaal waar de jonge Christengemeenschap zich graag aan spiegelde. Dat die Josef die akker ging verkopen en het geld aan de gemeenschap schonk was een teken dat ze eindelijk echt samen deden en zich juist daarom geen zorgen voor de toekomst hoefden te maken. Een gemeenschap waar een groot deel van de mensen naar de Tempel gaat om te bidden maar ook om hun overtuiging uit de dragen krijgt niet veel geld binnen. Als je dan ook nog bedelaars van hun lot bevrijdt en opneemt in de gemeenschap zijn er steeds meer mensen die van die gemeenschap afhankelijk zijn. Daarom moet je onvoorwaardelijk op elkaar kunnen rekenen. Mensen die er mee sjoemelen, die de gemeenschap toch niet helemaal vertrouwen of alleen uit zijn op aanzien kunnen doodvallen. Dat is dan ook de boodschap van het tweede deel van het verhaal. Dat onvoorwaardelijk delen met elkaar hebben de jonge christengemeenten dan ook maar heel kort kunnen volhouden. Zoals een dichter in de vorige eeuw zei staan er wetten in de weg en praktische bezwaren. Maar dat je als christengemeenschap als het ware weer terugkeert naar de woestijn waar je onvoorwaardelijk op elkaar moet kunnen bouwen om te kunnen overleven wordt wel duidelijk. Zo was het volk Israel als volk begonnen, daar hadden ze die Wet van je naaste liefhebben als jezelf ontdekt. Uit dat volk kwam die zoon der vertroosting voort. Die jonge christengemeenschappen hadden de cultus van die Wet omgevormd tot een Weg die iedereen op de hele aarde zou kunnen gaan. Een Weg die ook vandaag nog begaanbaar is. Een Weg waarop we de bedelaars langs de kant van de Weg weer zien zitten en de hand kunnen rijken. Een Weg waar we gemeenschappen kunnen vormen om samen sterk te staan voor de minsten op de aarde, samen schrijven met Amnesty International, samen rechtvaardige handelsverhoudingen scheppen met Fair Trade, samen werken in verzorgingshuizen, asielzoekerscentra of gevangenissen. Samen doen wat je kunt doen en elkaar daarin ondersteunen. Dat was de Weg die de Apostelen gingen na Pinksteren en waarin wij ze kunnen navolgen, ook vandaag.

Plaats een reactie