Hoge muren en poorten met grendels

Deuteronomium 3:1-11

1 Daarna zijn we verder getrokken, in de richting van Basan. Maar koning Og van Basan trok tegen ons ten strijde. Hij rukte met zijn voltallige leger op naar Edreï. 2  Toen zei de HEER tegen mij: ‘Je hoeft niet bang voor hem te zijn, want ik lever hem aan je uit, met heel zijn leger en zijn land. Doe met hem hetzelfde als wat je gedaan hebt met Sichon, de koning van de Amorieten, die in Chesbon zetelde.’ 3  En zo leverde de HEER, onze God, koning Og van Basan met zijn voltallige leger aan ons uit. We versloegen hem en doodden al de zijnen-niemand van hen bleef in leven. 4  We veroverden al zijn steden, zestig in getal, en bezetten het hele gebied van Argob, het rijk waarover Og in Basan heerste. Er was geen stad die we hem niet afnamen 5  zonder uitzondering steden die met hoge muren en poorten met grendels waren versterkt-, en verder een zeer groot aantal nederzettingen. 6  We doodden alle inwoners, zoals we eerder hadden gedaan bij Sichon, de koning van Chesbon. In elke stad doodden we de mannen, vrouwen en kinderen. 7  Het vee en de goederen van de steden maakten we echter voor onszelf buit. 8  Zo hebben wij toen het gebied aan de oostkant van de Jordaan, vanaf het Arnondal tot aan het Hermongebergte, op die twee Amoritische koningen veroverd. 9  (De inwoners van Sidon noemen de Hermon Sirjon, de Amorieten Senir.) 10  Het omvatte alle steden van de hoogvlakte, heel Gilead en heel Basan tot aan Salka en Edreï toe, kortom, alle steden in het rijk van Og. 11  (Koning Og van Basan was de enig overgebleven afstammeling van de Refaïeten. Zijn bed-te zien in Rabba, de hoofdstad van Ammon-is van ijzer en maar liefst negen el lang en vier breed, gemeten in de gewone el.) (NBV)

De eerste generatie van het volk dat uit Egypte was bevrijdt had verkenners laten sturen naar het beloofde land. Ze hadden daar reuzen gezien en waren zo bang geworden dat ze het land niet in durfden trekken. Het gevolg was dat het volk moest omkeren en nog 38 jaar door de woestijn trokken tot alle mensen van die eerste generatie waren gestorven. Nu stond de tweede generatie voor het beloofde land en de vraag is of er wel reden was om bang voor te zijn. Ze komen uit de woestijn en zullen pas plechtig dat beloofde land binnen te gaan als ze de Jordaan oversteken. Maar aan de woestijnkant liggen nog een paar rijken die willen voorkomen dat ze de Jordaan zullen bereiken. Aan koning Sichon hadden ze vriendelijk gevraagd om door zijn land te mogen trekken maar die had geweigerd. Vervolgens hadden ze zijn leger verslagen en zijn land veroverd.

De Koning van Basan  wachtte niet af tot de woestijnzwervers ook bij hem kwamen vragen om een vreedzame doortocht waar hij ook nog aan had kunnen verdienen. Met heel zijn leger trok hij op tegen de woestijnzwervers. God verzekerde Mozes dat  hij niet bang hoefde te zijn en dat hij de Koning van Basan en zijn leger zou kunnen verslaan en zijn rijk zou kunnen veroveren. Het volk volgde Mozes en inderdaad het leger werd volledig verslagen. Alle steden werden veroverd en van een rijk van Basan bleef niks over, en niemand. Dat is lastig voor ons. Alle mannen, vrouwen en kinderen doden is niet de manier waarom wij met veroverde landen willen omgaan. David had indertijd een beter voorbeeld gegeven. Die had in de door hem veroverde steden een garnizoen gelegerd dat kon voorkomen dat men Israël weer ging belagen. Die politiek had ook succes gehad.

Maar de buit was kennelijk belangrijk. In de woestijn had het volk nog wel kwartels gehad om aan de behoefte aan vlees tegemoet te komen maar nu hadden ze vee. En ze werden rijk want ze namen ook alle goederen uit de 60 steden van Basan mee. Dat doden blijft bij ons hangen. Verzet tegen de God van Israël is kennelijk zo gevaarlijk dat je niet meer jezelf mag  zijn. Aan de andere kant is het vertrouwen op fysieke macht ook niet de weg die je zou moeten gaan. Die Koning Og van Basan was een reus. Zo’n reus  waar de verkenners uit de eerste generatie van het volk zo bang voor geworden waren. Die angst was ten onrechte. Ook na het oversteken van de Jordaan zou het volk niet bang hoeven te zijn voor de reuzen. Voorlopig hadden de woestijnzwervers het hele gebied tussen de woestijn en de Jordaan veroverd. Ook daar zouden een paar stammen een plaats vinden. Wij moeten ons misschien wat minder laten afschrikken door de dreiging met fysiek en economisch geweld maar naar gerechtigheid blijven streven.

Plaats een reactie