God is mijn helper

Psalm 54

1 ¶  Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een kunstig lied van David, 2 toen de inwoners van Zif aan Saul waren gaan zeggen: ‘Weet u niet dat David zich bij ons schuilhoudt?’ 3 God, bevrijd mij door uw naam, verschaf mij recht door uw macht. 4 God, luister naar mijn gebed, hoor de woorden van mijn mond. 5 Vreemden vallen mij aan, zij staan mij met geweld naar het leven, zij houden God niet voor ogen. sela 6 Zie, God is mijn helper, de Heer is het die mijn leven draagt. 7 Laat het kwaad zich keren tegen mijn belagers, toon uw trouw en breng hen tot zwijgen. 8 Van harte zal ik u offers brengen en uw naam loven, HEER, want hij is goed: 9 hij heeft mij uit de nood gered, onbevreesd zie ik mijn vijanden aan. (NBV)

Vandaag zingen we met de kerk mee in een leerdicht. Een lied waar je ook nog van kunt leren. In de Nieuwe Bijbelvertaling is dat begrip leerdicht een beetje weggevallen en dat is jammer. Via liederen kun je soms belangrijke lessen beter onthouden. De Psalm is geschreven zegt het opschrift in een historische situatie. Volgens het boek Samuel waren er zelfs twee van. We weten natuurlijk van de strijd tussen Koning Saul en de jonge David die aan de lopende band de vijanden van Israel wist te verslaan. Saul zocht David en de inwoners van de stad Zif, in het land van de stam Juda, vertelden tot twee maal toe waar Saul David kon vinden, twee maal ontsnapte David overigens. Het waren dus landgenoten die David hebben verraden aan zijn vervolgers, maar David verklaard ze tot vreemden. Daar wilde hij niet bij horen. Denk aan de vliegtuigen de wolkenkrabbers van New York binnenvlogen. Gekaapt en bestuurd door fundamentalistische moslims. Door hen voelden verreweg de meeste moslims zich door die daad verraden.

Hun leven is er niet gemakkelijker op geworden. Ze moeten net als niet moslims bang zijn voor herhaling van dit soort daden maar worden ook nog aangezien voor mogelijke veroorzakers van dit soort daden. Hoe verklaren ze nu de daders van de elfde september tot vreemden in de moslimgemeenschap? Hoe overtuigen ze ons? Bijna niet, alle verklaringen en interne maatregelen ten spijt blijft de kloof groeien. David geeft aan het eind van deze psalm een mogelijke weg om er wat aan te doen. Hij blijft bereid aan God te offeren, en we weten uit de lezing van het boek Deuteronomium dat dat ook betekent een maaltijd bereiden voor je familie, de armen, de ambtenaren en de vreemdelingen die in je midden wonen. Samen eten met moslims kan de angst verminderen. Ze willen best. Sinds die aanvallen op het World Trade Centre in New York wordt ons angst aangepraat.

We moeten angst hebben voor de aanhangers van dat vreemde geloof, voor die vreemde mannen met baarden en jurken in plaats van spijkerbroeken, voor die mannen die zo’n rare onverstaanbare taal spreken, een taal die voor buitenstaanders wel op Fries lijkt. Mensen die denken dat ook de Bijbel oproept om daar angst voor te hebben die hebben de Bijbel nog niet helemaal goed gelezen. In de Psalm die we vandaag lezen dankt David God dat die hem heeft gered en zegt David dat hij zijn vijanden onbevreesd aan ziet. Pas zonder angst kunnen we ons bevrijden van vijandschap, kunnen we wegen vinden om vrede te krijgen. We noemden al de maaltijd die je in navolging van het Oude Testament en ter nagedachtenis  van Jezus van Nazareth met de vreemdelingen kan houden. Maar als je met hen over hun geloof praat dan zul je horen dat ze er van overtuigd zijn in dezelfde God te geloven als waarover we lezen in het Oude en Nieuwe Testament. Abraham, Mozes en Jezus kennen zij ook. Stappen op weg naar vrede kunnen we elke dag zetten, ook vandaag weer.

Plaats een reactie