Ze zijn op mijn ondergang uit

Psalm 140

1 ¶  Voor de koorleider. Een psalm van David. 2 Bevrijd mij, HEER, van wie mij kwaad doen, behoed mij voor hun bruut geweld. 3 In hun hart bedenken zij boze plannen, heel de dag zoeken ze strijd. 4 Hun tong is scherp als die van een slang, achter hun lippen schuilt het gif van een adder. sela. 5 Houd mij, HEER, uit de handen van schurken, behoed mij voor hun bruut geweld. Ze zijn op mijn ondergang uit, 6 in hun hoogmoed leggen ze strikken, ze spannen met touwen een net en zetten een val op mijn weg. sela.7 Ik roep tot de HEER: ‘U bent mijn God, luister, HEER, naar mijn smeekgebed. 8 HEER, mijn God, machtige redder, u beschermt mij op de dag van de strijd. 9 HEER, geef de schurken niet wat zij begeren, doorkruis hun plannen als zij opstaan tegen mij. sela.10 Dat het hoofd van mijn belagers wordt getroffen door de vloek van hun lippen. 11 Dat vurige kolen op hen neerstorten, dat ze vallen in een kuil waaruit ze nooit meer opstaan. 12 Dat er in het land voor lasteraars geen plaats is, dat het kwaad onderdrukkers tot de dood achtervolgt.’ 13 Dit weet ik: de HEER doet recht aan zwakken en armen. 14 De rechtvaardigen zullen uw naam prijzen, de oprechten wonen in uw nabijheid. (NBV)

Een Psalm die je met de lijdenden mee kunt zingen. Met de mensen in Syrië die nog eens laten zien hoe gewelddadig het regiem is waaronder ze nu al zoveel jaren gebukt gaan. Al is elke onderdrukking nu eenmaal uiteindelijk gewelddadig zoals de inwoners van Wit Rusland je zullen toevoegen en waarschijnlijk ook de Palestijnen zullen roepen. De schurken hebben in deze Psalm de overhand. Wel drie maal worden ze bijna bij name genoemd en dan lijkt het wel of ze zelf zo machtig als God geworden zijn. Maar de Psalmdichter weet dat de weg van God niet tevergeefs wordt ingeslagen. Juist de liefde voor mensen zal uiteindelijk bevrijding brengen. Onophoudelijk werd het regiem in Birma aangesproken op hun plicht de democratie terug te brengen. De Olympische Spelen en de gewelddadige onderdrukking van de Tibetaanse demonstraties dwingen de westerse mogendheden het regiem in China aan te spreken op hun plicht de mensenrechten te eerbiedigen. Mensenrechten waar ook de vrijheid van meningsuiting voor sporters behoort.

Maar als we die regiems aanspreken vanwege hun fouten dan moeten we niet blind worden voor de fouten in ons eigen land. De Psalm bidt dat er geen plaats zou moeten zijn in het land voor lasteraars. Kwaadspreken over anderen, aanzetten tot haat, onwaarheden verspreiden over bevolkingsgroepen behoren tot het kwaad waar de psalmdichter onder lijdt en waarvan hij verlost wil worden. Die lasteraars kennen we ook in onze dagen en in ons land. Gemakkelijk kunnen we zeggen dat de beschuldiging van de Chinese autoriteiten aan de Tibetaanse demonstranten van plundering en geweld propaganda is en een rechtvaardiging voor het doodschieten van ongewapende mensen. Maar wie arresteert de haatzaaiers in ons land? De lasteraars die alle moslims er van beschuldigen met geweld de Nederlandse samenleving te willen overnemen?

De leugenaars die van hardwerkende mensen en hun in zware arbeid versleten ouders er van beschuldigen op onze uitkeringen, waarvoor ze zelf de verzekeringspenningen hebben betaald, te teren? Velen, advocaten en direct betrokkenen, hebben zorgvuldig onderbouwd aanklachten ingediend bij het Openbaar Ministerie. Kritische studenten aan rechtenfaculteiten hebben wel eens geopperd dat de hoge aantallen allochtonen in de gevangenissen ook veroorzaakt worden door racistische tendensen in het justitie apparaat. Echte bewijzen daarvoor zijn er tot nu toe niet. Maar het uitblijven van elke maatregel tegen de haatzaaiers en lasteraars in ons eigen land, het negeren van al die aanklachten maken dat de verdenkingen van die studenten ook de verdenkingen worden van allen die op een Stille Zaterdag naar de Dam in Amsterdam gingen protesteren tegen haat zaaien en van allen die zich zorgen maken over de verharding in onze eigen samenleving.

Plaats een reactie