Zij waren een bron van voortdurende ergernis

Genesis 26:34”“27:29

34 ¶  Toen Esau veertig jaar was trouwde hij met Jehudit, die een dochter was van de Hethiet Beëri, en met Basemat, een dochter van de Hethiet Elon. 35  Zij waren een bron van voortdurende ergernis voor Isaak en Rebekka. 1 ¶  Toen Isaak oud geworden was en zijn ogen zo zwak waren geworden dat hij niet meer kon zien, riep hij Esau bij zich, zijn oudste zoon. ‘Mijn zoon, ‘zei hij. ‘Wat wilt u mij zeggen?’ vroeg Esau. 2  Toen zei Isaak: ‘Luister, ik ben oud, iedere dag kan voor mij de laatste zijn. 3  Neem daarom je jachtgerei, je pijlkoker en je boog, ga het veld in en schiet een stuk wild voor me. 4  Maak dat voor me klaar zoals ik het lekker vind en breng me dat te eten; het zal mij de kracht geven om je te zegenen voordat ik sterf.’ 5  Rebekka had gehoord wat Isaak tegen zijn zoon Esau zei, en nadat Esau erop uit was getrokken om een stuk wild voor zijn vader te schieten, 6 ¶  zei ze tegen haar zoon Jakob: ‘Luister, ik hoorde je vader tegen je broer zeggen: 7  “Maak een lekker maal van wildbraad voor me klaar en breng me dat te eten, want ik wil je voor mijn dood zegenen met de HEER als getuige.” 8  Doe jij nu precies wat ik je zeg, mijn zoon. 9  Ga naar de kudde en zoek twee malse bokjes voor me uit. Die maak ik dan voor je vader klaar zoals hij het lekker vindt. 10  Daarna breng jij ze je vader te eten, en dan zal hij jou voor zijn dood zegenen.’ 11  Jakob wierp tegen: ‘Maar Esau is toch helemaal behaard, terwijl ik juist een gladde huid heb! 12  Misschien raakt vader me aan, dan zal hij me een bedrieger vinden en breng ik een vloek over me in plaats van zegen.’ 13  Maar zijn moeder zei: ‘Die vloek moet mij dan maar treffen, mijn zoon. Doe nu wat ik zeg en ga die bokjes voor me halen.’ 14  Dus ging hij ze halen en bracht ze naar zijn moeder, en zij maakte ze klaar zoals zijn vader het lekker vond. 15  Toen pakte Rebekka kleren van haar oudste zoon Esau, de kostbaarste die ze kon vinden, en die liet ze haar jongste zoon Jakob aantrekken. 16  En over zijn handen en over zijn gladde hals trok ze het vel van de bokjes. 17  Hierna overhandigde ze Jakob het smakelijke gerecht dat ze had klaargemaakt, met brood erbij. 18 ¶  Zo ging hij naar zijn vader. ‘Vader, ‘zei hij. ‘Ja, mijn zoon, ‘zei Isaak, ‘wie ben je?’ 19  Jakob antwoordde zijn vader: ‘Ik ben Esau, uw eerstgeboren zoon. Ik heb gedaan wat u me hebt gevraagd. Kom, ga overeind zitten en eet van wat ik heb geschoten; dat zal u de kracht geven om mij te zegenen.’ 20  ‘Hoe heb je zo snel iets kunnen vinden, mijn zoon!’ zei Isaak. En hij antwoordde: ‘Doordat de HEER, uw God, alles zo gunstig voor me liet verlopen.’ 21  Toen zei Isaak tegen Jakob: ‘Kom eens wat dichterbij, mijn zoon, zodat ik kan voelen of je inderdaad mijn zoon Esau bent of niet.’ 22  Jakob kwam dichter bij zijn vader staan en deze betastte hem. Het is Jakobs stem, dacht hij, maar het zijn Esaus handen. 23  Omdat Jakobs handen even behaard waren als die van zijn broer Esau, herkende Isaak hem niet en dus zegende hij hem. 24  ‘Ben je echt mijn zoon Esau?’ vroeg hij nog. ‘Ja, ‘antwoordde Jakob. 25  Toen zei hij: ‘Zet het wildbraad dan dichter bij me, zodat ik ervan kan eten, mijn zoon, en de kracht vind om je te zegenen.’ Jakob zette het dichter bij hem en Isaak at ervan. Ook bracht hij hem wijn, en hij dronk ervan. 26  Toen zei Isaak tegen Jakob: ‘Kom eens dichterbij, mijn zoon, en kus me.’ 27  Hij kwam dicht bij hem staan en kuste hem. Toen Isaak zijn kleren rook, sprak hij deze zegen over hem uit: ‘De geur van mijn zoon is de geur van het veld,  het veld dat de HEER heeft gezegend. 28  God geve je dauw uit de hemel en vette, vruchtbare aarde, een overvloed van koren en wijn. 29  Volken zullen je dienen, naties zich voor je buigen. Je zult heer zijn over je broers, macht hebben over je moeders zonen. Vervloekt wie jou vervloekt, gezegend wie jou zegent.’(NBV)

Als vrouwen het heft in handen nemen dan moet het wel goed komen. Abraham had nog zijn knecht terug naar Charan gestuurd om een bruid voor zijn zoon te zoeken die een klein beetje zou passen bij de zich ontwikkelende godsdienst van Abraham en Sara. Rebekka had bewezen daar inderdaad bij te horen. Nu was het moment gekomen om dat ideaal door te geven aan de zonen van Izaak en Rebekka, maar welke van de twee zonen zou de droom van Abraham kunnen dragen. Esau had zich al eens totaal onverschillig getoond en nu bovendien een vrouw gekozen uit de Hethieten, een woest krijgersvolk uit Kanaän dat te paard de omringende volken onderdrukte. Niet een volk dat leek op dat van Abraham en zeker niet het volk waarvan Abraham had gedroomd. Izaak ergerde zich er wel aan maar vond zich kennelijk te oud en te zwak om er iets aan te kunnen doen. Er zijn ook Bijbeluitleggers die zeggen dat Izaak op deze manier zelf een conflict met Esau uit de weg ging. Hij maakte ruimte en tijd voor Rebekka om een list te verzinnen zodat Jacob de schuld zou krijgen. Andere Bijbeluitleggers zeggen dat God vaak het kwade van de mensen omkeert en verandert in het goede van God.

Hoe het ook zei het is Jacob die door Rebekka het eerst met heerlijk eten bij zijn vader binnengaat. List en bedrog zijn ook vandaag nog de middelen waarmee regeringen en volken in beweging worden gezet. In de eerste Golfoorlog waren dat kinderen in Koeweit die uit hun couveuses zouden zijn gehaald, een verhaal dat totaal verzonnen was. Bij de oorlog in Irak waren het de massavernietigingswapens die er niet waren en een verzonnen verhaal over uraniumaankopen in Afrika. Ook ons worden lammeren als wildbraad voorgeschoteld rond de verkiezingen. Wij hoeven niet zo blind te zijn als Izaak, over ons is het licht opgegaan zodat we zouden kunnen zien. Maar we moeten wel uit de duisternis stappen en in het licht op weg gaan.

Met de zegen van Izaak verwerft Jacob de opvolging. Maar wat krijgt hij er eigenlijk voor?? We komen daar nog wel op terug als we de afloop van het verhaal lezen. Nu vragen we ons af wat “zegen” eigenlijk is. Elke kerkdienst wordt afgesloten met het geven van de zegen en als iemand iets goeds is overkomen dan zeggen we dat die gezegend is. Als een onderneming niet lukt dan zeggen we snel dat er geen zegen op rust. Zegen lijkt iets magisch, iets toverachtigs, je spreekt wat magische woorden uit en het verandert. In het geval van zegen verandert het kwade in het goede. En zo is het ook wel een beetje bedoeld. In het geval van Jacob en Izaak gaat het om de opvolging van Izaak, om de erfenis. Die bestond uit kudden van verschillende dieren, een heleboel slaven en slavinnen en bedienden, knechten en kapitaal. Een grote onderneming derhalve en het was van belang dat die bij elkaar zou blijven, want de droom van de familie was nog steeds dat het een groot en belangrijk volk zou worden.

Een volk dat vrede zou nastreven en gastvrijheid zou betonen. Een volk dat op een andere manier zou leven als de volken waartussen ze leefden, die gebruikten mensen om vruchtbaarheid bij talloze goden af te dwingen. Dat goede, die droom werd via de zegen overgebracht. Wij kennen dat eigenlijk alleen nog via het oppervlakkig taalgebruik. Alleen in de kerk zou het nog iets van de oude betekenis kunnen hebben bewaard. Daar voelen veel mensen het als een soort beloning, je gaat gezegend weer huiswaarts. Maar de bedoeling is dat je zelf tot zegen wordt, de rest van de week iets goeds zult betekenen voor de mensen die je tegenkomt. Op die manier kun je ook je kinderen en kleinkinderen zegenen, laat ze maar leven met de opdracht, de roeping om iets goeds te betekenen voor de wereld. En zo is er ineens niets magisch meer aan, niets toverachtigs maar betekent zegenen en gezegend worden, werken aan de Weg van de Liefde. Daar hoort geen bedrog bij en voordat Jacob als gezegende in het land van zijn vader mag wonen moet er dus nog een heleboel gebeuren.

Plaats een reactie