U voerde gevangenen mee

Psalm 68:12-24

12 De HEER sprak een bevel uit, een menigte vrouwen zei het voort: 13 ‘Koningen vluchten, hun legers vluchten, thuis verdelen de vrouwen de buit 14 en jullie slapen bij de schaapskooi!’ De vleugels van de duif waren met zilver bedekt, haar slagpennen met geelgroen goud: 15 de Ontzagwekkende dreef koningen uiteen, sneeuw viel neer op de Salmon. 16 Machtige berg, berg van Basan, veeltoppige berg, berg van Basan, 17 waarom afgunstig, veeltoppig gebergte, op de berg die God als zetel koos? De HEER woont daar voor eeuwig. 18 Met machtige wagens, tweemaal tienduizend, met duizenden en duizenden, trok de Heer van de Sinai naar het heiligdom. 19 U voerde gevangenen mee, eiste gaven van opstandige mensen, en steeg op naar uw woning, HEER, onze God. 20 Geprezen zij de Heer, dag aan dag, deze God draagt ons en redt ons, sela 21 onze God is een reddende God. Bij God, de HEER, is bevrijding uit de dood. 22 God verplettert de hoofden van zijn vijanden, de harige kruinen van wie met schuld zijn beladen. 23 De Heer zegt: ‘Ik haal jullie vijanden uit Basan, ik haal ze uit de diepten van de zee: 24 jullie voeten zullen waden in hun bloed, met hun tong zullen jullie honden ervan likken.’ (NBV)

Toen het volk Israel uit Egypte vertrok waren het slaven, gevangenen, en heel lang in de geschiedenis van Israel bleef het besef levend dat ze bevrijde slaven waren. Door het dienen van die God die Mozes hen had getoond waren ze bevrijd geworden, hadden ze de woestijn kunnen trotseren en waren ze in het beloofde land gekomen. Dit deel van de Psalm bezingt op poëtische wijze de intocht in het beloofde land. Daar kwam de Heilige Tent uiteindelijk tot rust na alle omzwervingen. Zeker David moet dat zo gevoeld hebben want hij deed verschillende pogingen de Tent naar Jeruzalem te brengen voordat hij er in slaagde. En dan nog mocht hij er geen Tempel voor bouwen want een Tempel zou te snel hetzelfde zijn als de omringende volken voor hun goden hadden. De Godsdienst van Israel is een heel ander soort godsdienst, zeker geen religie zoals volken een religie hebben.

Op de berg Sinaï had het gedonderd en gebliksemd, vuur was er van de berg af gekomen toen ze richtlijnen voor een menselijke samenleving hadden gekregen. Daarin werd verteld over die ene God die geen andere goden duldde en over hoe je je naaste lief moest hebben als jezelf. Elk jaar als de eerste vruchten van de oogst binnengehaald waren trokken ze op naar het Heiligdom in Jeruzalem om met een grote maaltijd het ontvangen van die richtlijnen te vieren en zich te herinneren hoe die richtlijnen ook al weer in de praktijk gebracht moeten worden. Later waren de Grieken dat feest Pinksteren gaan noemen omdat het vijftig dagen na Pasen was. Die Grieken wisten niet dat het zeven maal zeven dagen had geduurd tussen de bevrijding uit Egypte en het ontvangen van de richtlijnen voor die nieuwe samenleving in dat beloofde land. Dat Pinksterfeest was dus een dankfeest, voor de oogst maar vooral voor de richtlijnen die zeiden dat die oogst gedeeld moest worden.

Veel eeuwen later zouden de volgelingen van Jezus van Nazareth op dat Pinksterfeest beweren dat het enige wat van die richtlijnen overbleef het delen van alles met elkaar was. Ook toen vlamde en stormde het zo leek het tenminste. Als het het delen was dan zouden de duizenden en duizenden inderdaad naar het Heiligdom van God komen. Inmiddels zijn er miljoenen bij die beweging van Jezus van Nazareth aangesloten, verenigd in talrijke kerken en kerkelijke gemeenten. Het delen met elkaar, het zorgen voor de armsten in de samenleving, de armsten in de wereld, blijft echter ook na Pinksteren nog steeds een zaak waarvoor gestreden en geleden moet worden. Waar ook de volgelingen van Jezus van Nazareth elke dag opnieuw mee moeten beginnen en opnieuw toe moeten oproepen. vandaag met het zingen van deze Psalm.

Plaats een reactie