Jou zou ik spijzigen met honing uit de rots

Psalm 81

Soms moet je mensen weer wakker schudden door hen te herinneren aan hun geschiedenis. Wij zien die geschiedenis misschien niet zo benoemd in deze Psalm van Asaf, een van de hoofden van de Tempelzangers die in de loop van de tijd een Psalm hebben nagelaten die is opgenomen in het boek van de Psalmen. Maar de Psalm staat vol van geschiedenis. Volgens het tweede deel was dat herinneren nodig omdat het volk ontrouw werd aan de God van Israel, er wordt gewaarschuwd tegen het nalopen van vreemde goden. En de Psalm begon nog wel zo vrolijk met een tamboerijn, harp en een lieflijke lier. Die Gatitische moet een vrolijk danswijsje geweest zijn. Maar als de ramshoorn bij nieuwe maan werd geblazen dan was het helemaal niet vrolijk. Dan brak de Grote Verzoendag aan, de dag waarop iedereen in Israel doodskleding aantrok, beleed dat ze weer niet een samenleving hadden gevormd zoals ze ooit met God hadden afgesproken en opnieuw het verbond aangingen om hun naaste lief te hebben als zichzelf. Dat hadden ze immers ooit in de Woestijn afgesproken met de God van de aardsvader die ze naar Egypte had gebracht in een tijd van hongersnood, Jacob. Daar was Jozef de onderkoning die zorgde dat ze voldoende voedsel hadden. En uit dat land van de dood waren ze bevrijdt, zelfs in de woestijn hoefden ze niet te vrezen voor hun leven, bij Meriba was het water bitter maar werd het water zoet en goed om te drinken. Dat soort gebeurtenissen vergeet men licht. Net als wij vergeten waar we vandaan gekomen zijn. Hoe Duitse huursoldaten ons land binnenvielen met een Prins van een Frans Prinsdom die van Duitse afkomst was maar wat functies in de Nederlanden had geërfd. Een dichter zou over hem dichten dat hij zou zingen: “Wilhelmus van Nassauwe ben ik van Duitsen bloed”. Die Prins zou nog lang een trouw dienaar zijn van de koning van Spanje tot hij die koning afzwoer omdat hij, zoals hij in zijn apologie schreef, gewetensvrijheid voor alle onderdanen eiste. Iedereen moest kunnen geloven wat men zelf wilde, de overheid zou nooit mogen voorschrijven wat men wel of niet zo mogen of moeten geloven. Dat vergeten we zo gemakkelijk. Altijd als er weer mensen in ons land komen die vreemd zijn aan wat we gewend zijn dan hebben we de neiging om ons af te sluiten voor de vreemdelingen. Daarmee maken we onszelf, onze eigen cultuur en gewoonten tot God, alsof onze gewoonten en onze cultuur het enige is dat je in deze wereld zou moeten volgen. Het is in strijd met wat die Prins voorstond en waar ons land op is gebouwd, het is in strijd met waar in de vorige eeuw landgenoten zich met geweld tegen hebben verzet, het verheffen van de een boven de ander. Deze Psalm helpt ons nog eens herinneren, er is één God en die vraagt ons om iedereen lief te hebben als onszelf, vooral de minsten op deze aarde. Laten we het niet vergeten.

Plaats een reactie