Laten ze hun kleren wassen

Exodus 19:1-15

1 ¶ In de derde maand, op precies dezelfde dag dat ze uit Egypte waren weggetrokken, kwamen de Israëlieten in de Sinaiwoestijn. 2 Ze waren vanuit Refidim verder getrokken en in de Sinaiwoestijn gekomen. Daar sloegen de Israëlieten hun kamp op, vlak bij de berg. 3 Mozes ging de berg op, naar God. De HEER riep hem vanaf de berg toe: ‘Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten: 4 “Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht. 5 Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken-want de hele aarde behoort mij toe. 6 Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.” Breng deze woorden aan de Israëlieten over.’ 7 Mozes ging terug, riep de oudsten van het volk bijeen en deelde hun alles mee wat de HEER hem had opgedragen. 8 En het hele volk antwoordde als uit één mond: ‘We zullen alles doen wat de HEER heeft gezegd.’ Mozes bracht het antwoord van het volk aan de HEER over, 9 ¶ waarop de HEER tegen hem zei: ‘Ik kom naar je toe in een donkere wolk, dan kan iedereen het horen wanneer ik met je spreek en zullen ze voor altijd vertrouwen in je hebben.’ Toen Mozes de HEER vertelde wat het volk had geantwoord, 10 zei de HEER hem ook: ‘Ga terug naar het volk en zorg ervoor dat ze zich vandaag en morgen heiligen, en laten ze hun kleren wassen. 11 Bij het aanbreken van de derde dag moeten ze gereed zijn, want op die dag zal de HEER voor de ogen van heel het volk neerdalen op de Sinai. 12 Geef aan tot waar het volk mag komen, en waarschuw hen dat ze de berg niet op gaan; zelfs de voet daarvan mogen ze niet betreden. Wie zich op de berg waagt, moet ter dood gebracht worden. 13 Zo iemand mag met geen vinger aangeraakt worden; hij moet worden gestenigd of met pijlen doorboord. Of het nu mensen of dieren betreft, ze mogen niet in leven blijven. Pas als het geluid van een ramshoorn weerklinkt, mogen ze de berg op gaan.’ 14 Weer ging Mozes naar beneden, naar het volk. Hij droeg hun op zich te heiligen en hun kleren te wassen. 15 ‘Zorg ervoor dat u overmorgen gereed bent, ‘zei hij, ‘en dat u in de tussentijd geen gemeenschap hebt met een vrouw.’(NBV)

Vandaag lezen we een klein stukje over de uittocht van het volk Israël uit Egypte. Dat gebeurde onder leiding van Mozes en om de Egyptenaren te ontwijken trokken ze dwars door de woestijn. Midden in de woestijn kwamen ze bij de Berg waar ze de God van Israël zouden ontmoeten. Die God had hen bevrijd van de slavernij in Egypte, had hen ook bevrijd van de dood want op de dag dat ze werden bevrijd stierven alle eerstgeborenen van de Egyptenaren. Via Mozes stelt God aan het volk voor een verbond aan te gaan. Als zij zich aan het verbond zullen houden dan zal Israël het meest bijzondere volk onder alle volken worden. Het volk neemt het voorstel over, als uit één mond klinkt het: We zullen alles doen wat de Heer heeft gezegd. Opvallend is dat het niet geïsoleerd over het volk Israël gaat. De God van Israël spreekt zich direct uit als de eigenaar van de hele aarde. Alle volken wonen dus op grond die hen door de God van Israël is gegeven. Alleen in het volk Israël zal duidelijk moeten worden wat dat eigenlijk betekent.

We spreken over het verbond dat hier wordt aangegaan graag als over de leer van Mozes, de Tora. Maar Mozes is hier niet meer dan een loop jongen. Hij gaat de berg op en af met de boodschappen die de God van Israël hem geeft en de antwoorden van het volk daarop. Allereerst moet het volk zich heiligen. Voor ons een rare toestand, wij heiligen ons niet meer. Hooguit wordt er in de dagen voor pasen gevast, 40 dagen niet meer op internet is voor sommigen een vasten. Maar heiligen is iets anders. Het drukt uit dat de God van Israël het meest volmaakt is en dat je dus ook voor jezelf naar die volmaaktheid moet streven wil je die God kunnen ontmoeten. Nu worden de echte spelregels voor de heiliging pas later in het verhaal gegeven. De meeste vind je terug in het boek Leviticus, maar hier loopt God er al op vooruit. Heiliging betekent rein worden, schoon en zonder fouten. Wassen moet het volk zich dus en ook de kleren wassen. Onrein kan je worden door een vloeing van zaad of bloed, dus geen gemeenschap meer tussen man en vrouw.

Ook de Berg wordt heilige grond als God zal neerdalen op de Berg. Toen Mozes God voor het eerst ontmoette, bij de brandende braambos, had hij zijn schoenen moeten uittrekken omdat hij op heilige grond stond. Nu wordt het volk verboden om zelf de berg te betreden. Ook al hebben ze zich geheiligd, zijn ze rein, ze komen uit een onreine wereld, een wereld van dood en verderf, pas door het verbond met God kan het volk, kan de wereld bevrijd worden van de dood. Christenen geloven dat dat met Pasen nu juist is gebeurd. Onrein wordt je ook door een dode, mens of dier, aan te raken en die mensen die zich ter dood veroordelen door de berg op te gaan moeten gedood worden zonder dat ze worden aangeraakt. Zo zet het volk Israël zich apart voor de dienst aan de God van Israël. Dat verbond zal dan ook het karakter krijgen van een verbond dat een koning oplegt aan zijn onderdanen. Na Pasen is het ook aan de Heidenen de vraag of ze zich apart willen stellen voor de dienst aan de God van Israël, voor de dienst aan de naaste. Dat wassen kent de kerk ook, ze dopen. Een merkteken zie je ook nog wel, het askruisje. Maar het meest duidelijk is het in de dienst aan de naaste en daar kunnen we ons elke dag weer voor apart stellen, ook vandaag wel.

Plaats een reactie