Genade zij met jullie.

2 Timoteüs 4:9-22

Met de hierboven staande wens sluit de tweede brief aan  Timoteüs af. Hoe het met de schrijver en met Timoteüs af zal lopen blijft verder onbekend. Het heeft kennelijk geen verband met het verhaal over God en de mensen zoals dat in de Bijbel wordt verteld. In het gedeelte dat we vandaag lezen horen we van allemaal mensen van wie we de meesten niet kennen. Die Prisca en Aquila komen we elders in het Nieuwe Testament ook tegen. Als Paulus zijn brief aan de Romeinen schrijft noemt hij ook deze twee. Ze waren uit Rome gevlucht, of verbannen, en ze hadden Paulus vertelt over de gemeente in Rome. Die Linus die hier wordt genoemd wordt buiten de Bijbel ook wel eens aangeduid als een van de vroegste leiders van de gemeente in Rome, maar zeker is dat niet. Ook de gemeente in Rome wordt  niet als ideaal voorgesteld. Ook daar was ruzie en onenigheid. Mensen hadden Paulus in de steek gelaten rond diens proces, anderen hadden hem onverwacht gesteund.

Timoteüs wordt zelfs gewaarschuwd voor Alexander de kopersmid. Een prediker waarmee  kennelijk een forse aanvaring was geweest. Dat de gemeente in Rome Paulus alleen had laten staan in zijn proces probeert de schrijver hen te vergeven. Je kunt merken dat het hem dat niet gemakkelijk afgaat. Lucas, de schrijver van de Handelingen en van het Evangelie van Lucas, dat nemen we tenminste aan, is bij Paulus gebleven. Of nu de Marcus die ook naar Rome wordt gevraagd dezelfde is als de Marcus die het Evangelie van Marcus heeft geschreven weten we niet zeker, maar dat nemen we ook maar aan. Het einde van deze brief heeft een zeer huiselijk en menselijk karakter, een vergeten mantel, boeken die je graag wilt lezen, het gaat over gewone mensen. Het is een brief die we vandaag de dag ook zouden kunnen schrijven aan bekenden. Misschien per email en misschien zouden we vragen over zo’n mantel of boeken ook wel per Twitter of SMS stellen, een goede jas is een WhatsApp waard nietwaar?. Maar eerder in deze brief hebben we over de verkondiging gelezen. En aan de verkondiging worden ook de hier genoemde mensen gemeten.

Zijn ze er nog mee bezig of kregen ze wereld lief en vertrokken ze. Dat “de wereld liefhebben” betekent streven naar roem, eer en rijkdom. Daar zijn gelovigen niet mee bezig. Die zijn bezig met het liefhebben van de mensen. Kennelijk was dat ook het geschil met die kopersmid. De verkondiging dat in de gemeente van Jezus van Nazareth het verschil tussen vrijen en slaven was weggevallen zal een kopersmid niet welgevallig geweest zijn. Het zou van hem gevraagd hebben op een hele andere manier met zijn slaven om te gaan. Dat zouden ineens zijn broeders geworden zijn. Daar zou hij voor gezorgd moeten hebben. Hij zou veiligheidsmaatregelen hebben moeten treffen voor hun gevaarlijke werk. Het leven van een slaaf was in het Romeinse Rijk weinig of niets waard. Het had de waarde die het op de slavenmarkt zou opbrengen en een verminkte slaaf bracht weinig tot niets op. Die gemeente van Timoteüs, waar mensen elkaar lief hadden als zichzelf, waar men gericht was op de minsten op aarde, had daarom een revolutionair karakter. En dat heeft het vandaag de dag nog steeds, want elke dag weer mogen we ons opnieuw bekommeren om de minsten op aarde, en ons realiseren dat dat in gaat tegen alles dat van deze wereld is.

 

Plaats een reactie