Naar de stad die komt

Hebreeën 13:7-16

Als het dan gaat om de samenleving als zodanig, om de aarde in haar geheel, hoe moeten we ons dan gedragen? Het laatste vers van het gedeelte van vandaag geeft op die vraag voor ons het meest heldere antwoord, liefdadigheid en solidariteit, dat zijn offers waarin God behagen schept. En die uitleg maakt ook duidelijk wat er in de rest van het gedeelte van vandaag wordt bedoeld. Tenminste als we ons de sectes in gedachten nemen waarmee de jonge christelijke gemeenten te maken hadden. Er waren Joodse sectes die wilden dat de Heidenen die mee wilden doen met de God van Israël helemaal volop Joods zouden worden, dat schrikte veel mensen af die eigenlijk wilden mee doen. Er waren Heidense scholen, mysteriescholen, die het Oude Testament verwierpen en die leerden dat mensen in de loop van hun geloofsontwikkeling zouden veranderen en één konden worden met het goddelijke. In deze passage worden beide opvattingen bestreden en verworpen. De jonge Christelijke gemeenten beriepen zich op de leer van de Apostelen, de zendelingen die door Jezus van Nazareth zelf de wereld in waren gezonden. Die hadden het nooit gehad over een verandering die je zou moeten ondergaan. Dat gold nog het meest voor Jezus van Nazareth zelf die altijd dezelfde zal blijven. Dat je bij het Koninkrijk van God zal mogen horen hangt in elk geval niet af van wat je wel of niet eet zoals de Joden de Heidenen voorhielden. De schrijver van de Hebreeënbrief wijst nog eens op de offergeboden voor de grote verzoendag. De priester mag wel het Heilige ingaan, de hogepriester zelfs het Heilige der Heiligen en daar het bloed sprenkelen dat symbool staat voor het leven waarvoor gekozen wordt door te kiezen voor de Wet die in het Heilige der Heiligen bewaar wordt, maar die priester en die hogepriester mogen van het vlees van de offerdieren niet eten, die moeten verbrand worden buiten de legerplaats, de rusplaats van het volk in de woestijn. Als je dus in liefdadigheid en solidariteit jezelf offert dan krijgen priester en hogepriester daar dus in elk geval geen deel aan, dan gaat het bij uitstek om de armen, om de mensen die buiten de samenleving zijn geplaatst. Daar, buiten de samenleving, was ook Jezus van Nazareth op het diepst van zijn lijden. Daar hoort dus ook de Christelijke gemeente thuis, bij de mensen die bespot en verguisd worden. Want onze samenleving zal veranderen, aan de huidige samenleving komt een einde aan, het wordt een samenleving waarin iedereen mee mag doen, waar de hongerigen gevoed worden en de bedroefden getroosd. Dat is de samenleving die de God van Israël voor ons geschapen heeft, waar dus zijn lof klinkt, ononderbroken. Dat is ook de samenleving waar we dag in dag uit aan mogen werken, ook vandaag weer.

Plaats een reactie