De aarde mijn voetenbank

Jesaja 66:1-6

Dat de aarde de voetenbank van de God van Israël is is niet onbelangrijk. Al te gemakkelijk geloofde men in allerlei godsdiensten dat de Tempel die men gebouwd had de woonplaats was van de goden die men er vereerde. Als die Tempel werd verwoest dan had men zich kennelijk vergist. In de godsdienst van Israël was dat van begin af anders. In de woestijn had men een Tent van ontmoeting leren bouwen. Daar overlegde Mozes met God en daar kwam het volk bijeen om van Mozes te horen wat God te vertellen had. In die Tent werd ook de ark bewaard waar de Wet van de God van Israël in gegraveerd stond. Die Wet vormde zo het hart van het volk. De eerste koning naar Gods hart, David wilde dan ook een echte Tempel bouwen maar hij had te vaak tegen het gebod niet te doden gezondigd om dat te kunnen doen. Als je de Wet van de God van Israël in het hart van je volk wilt plaatsen dan moet je je daar ook aan houden. En daar gaat het in dit gedeelte uit de Bijbel dan ook over. In een Tempel wordt geofferd. En in de godsdienst van Israël betekent dat zorg voor de armen en de vreemdelingen en bewust met het leven omgaan. Bij ritueel slachten dien je alle respect op te brengen voor het leven dat je gaat vernietigen en zomaar leven nemen voor je eigen plezier is er niet bij, daar zorgen die spijswetten wel voor, daarom is het varkensvlees verboden dat in andere godsdiensten zo overvloedig werd geofferd aan goden van andere volken. Maar na de terugkeer uit de ballingschap waren er kennelijk mensen die het niet zo nauw namen. Het kost evengoed een hoop en scheelt maar een beetje zal het uitgangspunt geweest zijn. Als er maar een prachtige Tempel herbouwd wordt waar het volk mee voor de dag kan komen. Nu via de profeet laat de God van Israël weten zo’n Tempel niet nodig te hebben. Die God zorgt in de eerste plaats voor de armen. Die God vraag delen en zorgvuldigheid in het omgaan met het leven. Die God laat zich gelden en in het laatste vers uit het gedeelte van vandaag wijst de profeet op het begin van het boek van de profeet Jesaja toen ook de stem van God in de Tempel klonk en de profeet er op uit werd gestuurd om te vertellen dat de ballingschap voor de deur staat. Die mensen die meer letten op eigen grandeur dan op het correct volgen van de Wet van de God van Israël moeten opletten, zij kunnen opnieuw in ballingschap gestuurd worden. De God van Israël laat zich niet een beetje dienen. Hem dienen en tegelijk steunen op hen die de vreemdelingen vernederen kan niet, Hem dienen en tegelijk vrienden zijn met hen die de armen verstoten en uitbuiten kan niet. De keuzes die de profeet aan zijn volk voorlegt zijn daarmee ook de keuzes waar wij voor staan. De God van Israël regeert overal maar laten wij die God ook regeren in onze keuzes? Dat zou vandaag kunnen.

Plaats een reactie